Traditioneel is een nieuw jaar de gelegenheid bij uitstek om goede voornemens te maken. Een voornemen is een belofte aan jezelf. Het sneue is dat we aan het einde van het jaar en masse moeten constateren dat we de beloftes over afvallen, onszelf minder druk maken, meer sporten en dergelijke niet serieus hebben genomen. Nemen we onszelf dan wel serieus? God heeft ook voornemens, bijv. ‘Laat ons mensen maken naar ons beeld’ en Hij voerde dat voornemen uit. God neemt zichzelf en dus ook ons heel serieus. Hij heeft ook voornemens voor ons.
In Genesis 12 lezen we het bijzondere verhaal hoe God Abram roept:
1 De HEERE nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal.
2 Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn.
3 Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden. [HSV]
Deze roepingsgeschiedenis is het begin van een nieuwe fase in de manier waarop God met mensen omgaat, waarin Hij actief in actie lijkt te komen om zijn belofte aan Adam en Eva na te komen. Tot die tijd acteerde God meer reactief op wat mensen uitvraten. Het is op zich opmerkelijk dat sinds Noach een aantal (maar niet heel veel) generaties voorbij zijn gegaan waarin het kennen van God verloren is gegaan. Hoe lijkt dit op onze tijd? Het godsbesef vervaagde van een levende Schepper van alle dingen, in een aanbidding van het geschapene zelf. God openbaart zichzelf aan Abram op een manier die past bij diens spiritualiteit. Hoe dat in z’n werk ging weten we niet, maar God sprak tot Abram en Abram herkende daarin een hogere macht met autoriteit.
Abram krijgt een enorme belofte en wat moet hij er dan voor doen? De belofte is gekoppeld aan een opdracht om uit te gaan. Er moet door Abram actie worden ondernomen. Hij moet een aantal zaken achter zich laten: zijn land, zijn familiekring, zijn vaders huis. (1) Zijn land verlaten: land mogen we misschien wel zien als een typologie voor ‘cultuur’. Alles wat de samenleving waarin Abram functioneerde bepaalde: het rechtssysteem, de politiek, economie, etc. Als we Abram van dichtbij bestuderen in Genesis lijkt het erop dat Abram wel iemand was in zijn land. Abram moest dus zijn rol, aanzien en de zekerheid die hij er aan kon ontlenen opgeven. In een nieuwe omgeving werd hij een nobody. (2) Zijn familiekring verlaten: Abram moet niet alleen zijn cultuur loslaten maar ook zijn familie. Familie is een breed begrip en gaat verder dan het gezin (ouders en kinderen). Familie is een borg voor inkomen, rechtszekerheid en bescherming. De familiekring verlaten is een typologie voor ‘bezit’, ‘veiligheid’ en ‘zekerheid’. Abram was een familiehoofd (zie Gen. 11) en die rol gaf hij op, waarmee hij op zichzelf lijkt te worden teruggeworpen. Hij neemt een groot risico. Aan de andere kant: Abram was een vermogend man: had veel vee en bedienden. Uit het verdere verhaal van zijn omzwervingen in Genesis blijkt dat zijn huishouden een legertje op zichzelf was, dat bij machte was om legertjes van locale stadsstaatjes te verslaan…. (3) Zijn vaders huis verlaten: Huis staat hier niet zozeer voor het fysieke huis waarin Abram en of zijn familie woonde. Veeleer wordt hier verwezen naar de vertrouwde omgeving waarin Abram is geboren en zijn persoonlijke identiteit heeft ontvangen: zijn naam, de overdracht van huisregels en cultuur, de plek waar hij ouderliefde ontving en hij zijn plaats in de geslachtslijn moest innemen. (Uit Gen. 11 lijkt Abram de oudste zoon te zijn). Huis wordt ook vaak gebruikt om een koninklijke geslachtslijn aan te duiden (het huis van David, bijv.). Het huis van zijn vader is een typologie voor ‘identiteit’.
Waarom moest Abram dit alles verlaten? God geeft aan dat Abram Hem moet volgen: naar een land gaan dat Hij zal wijzen. Dat betekent afhankelijkheid van deze sprekende God. God belooft nadrukkelijk dat Hij meegaat, dat hij zal zegenen wie Abram zegenen en vervloeken wie hem vervloeken. Kortom: totale afhankelijkheid en vertrouwen op God, niet van cultuur, van status, bescherming, identiteit etc.. Uit de rest van het levensverhaal van Abr(ah)am blijkt hoezeer dit een strijd was voor Abram.
Abram is ons voorgegaan. In Galaten 3 beschrijft Paulus dat wij door geloof aan dé erfgenaam van Abram, Christus, verbonden zijn en dat daarmee deze enorme belofte ook voor ons leven geldig is. Op twee manieren: (1) Wij zijn zelf de vervulling van de belofte aan Abram. Wij zijn die vele volken die via Abram in Christus gezegend zijn, wij zijn het zand aan de oevers van de zee en de sterren aan de hemel, zoals aan Abram beloofd. In Christus is God met ons en wordt ons een land beloofd. Nu niet meer een fysiek land dat God zal wijzen, maar een geestelijk beloofd land: Gods Koninkrijk. En (2) ook in ons zullen alle volken van de aarde gezegend zijn! Daarom hebben wij volgens Gal. 3 Gods Geest ontvangen. (Let in dit verband ook op Han. 1: de beloofde Geest zal komen zodat we zullen getuigen tot aan de uiteinden van de aarde. Ook: Matt. 28:18 ev. – God is met ons en daarom kunnen we erop uit om alle volken tot zijn discipelen te maken).
Maar ook voor ons geldt dat we ons land, familie en vaders huis moeten verlaten! Jezus doet daar best stevige uitspraken over: je kruis opnemen, sterven aan jezelf, als je meer van je familieleden houdt dan van mij ben je mij niet waard, etc. Dat is nogal wat! Ook wij moeten niet op eigen kunnen vertrouwen, maar op God! En Hij is het waard om op te vertrouwen. De bijbel staat vol met verhalen van mensen die een roeping, een belofte van God hebben ontvangen en ze hebben geloofd! In Hebr. 11:1 staat dat geloof is iets voor waar aannemen dat je nu nog niet ziet. Abram heeft de vervulling van die enorme belofte niet gezien, maar wel vertrouwd op God.
In Hebr. 11 staan nog veel meer verhalen van geloofsgetuigen. Ze kunnen ons helpen om ook te vertrouwen, los te laten en op weg te gaan, daar waar we nu de vervulling van die beloften nog niet zien. Hebr. 11 is sowieso interessant. Gods belofte aan Abram lijkt verder te gaan dan een fysiek beloofde land. Abram verwachtte een stad in de hemel…. Het lijkt erop dat God beloftes doet voor het nu met het oog op de eeuwigheid. Dat Hij materiële, fysieke beloftes doet met het oog op het geestelijke. Dat Hij individuele levens in het vizier heeft om het leven in z’n volheid voor alle mensen te zegenen. Kortom: door uit te stappen en Gods beloften over onze eigen individuele leven uit te leven dienen we God in het volvoeren van zijn kosmische plan om een verloren mensheid te redden! Wij zijn een onderdeel van zijn eeuwige plan tot zegen van alle volken! Wow!
Maar dat betekend dat we moed nodig hebben: om net als Abram en al die andere geloofsgetuigen om los te laten en op weg te gaan, om Gods beloften over ons leven te willen weten en onder ogen te zien en om God hierin te vertrouwen. Maar: God is te vertrouwen. Wat Hij belooft, aan zichzelf of aan mensen zoals Abram, komt altijd uit! Zo kunnen we wel met moed het nieuwe jaar om mee te werken aan Zijn voornemens….
[Dit is een korte outline van een preek gehouden op 1 jan. 2012. Klik hier voor de bijbehorende Prezi. Klik hier voor het beluisteren van de preek op http://www.vineyardamersfoort.nl]
Vind ik leuk:
Like Laden...